47. Tijdloos onverbeterlijk

Op 6 januari 2018 zegt de boekenschrijver Wieslaw Mysliwski in een interview met hem in Trouw (Letter & Geest): “Wij leven allemaal in het verleden. Er is geen andere tijd. Tegenwoordige tijd en toekomende tijd zijn grammaticale tijden. De reële tijd is enkel de verleden tijd. Alles wat wij nu zeggen behoort al tot het verleden, nietwaar.” Intrigerend.

Ik dacht altijd dat alleen het heden bestond, en ook dat iedereen daar zo over dacht. Maar het wringt hier, denk ik, in waar we de grens tussen heden en verleden leggen en die voor iedereen weer net even anders zal zijn. In ieder geval voor de heer Mysliwski en mij. Ik beschouwde het heden gewoonlijk als het oneindig kort durende maar wel steeds opschuivende moment waarin je je leven leidt, waarin de gebeurtenissen plaats vinden. Dat moment schuift op met de snelheid die door onze aarde wordt gedicteerd, omdat onze biologie indirect wordt beïnvloed door de bewegingen van aarde, maan en zon. Wij kijken naar de toekomst door een buitengewoon persoonlijke bril die in ons verleden is gevormd, maar we oordelen en beslissen nu.

In de natuurkunde blijkt tijd ook lastig te definiëren. Daar blijkt dat die gelinkt is aan ruimte, zoals Einstein volledig theoretisch wist af te leiden. De twee beïnvloeden elkaar en zijn niet los van elkaar te zien. De schaal van ons dagelijks leven is te groot om dat persoonlijk te ervaren, dat maakt het ook lastig uit te leggen aan wie er nog niet mee vertrouwd is, maar het is een gegeven waar we – en de hedendaagse technologie, denk bij voorbeeld aan gps – niet meer omheen kunnen. Het is mijn persoonlijke overtuiging dat natuurkundige verschijnselen en wetten die we in extreem grote en kleine dimensies zijn ontmaskerd moeten doorwerken in ons dagelijks bestaan op onze ervaringsschaal. Zolang we daar geen metingen aan kunnen doen mag je het niet tot de natuurkunde rekenen, daarom is mijn tweede grote liefde, na natuurkunde, de filosofie; daar kun je tenminste ongehinderd redeneren en theoretiseren, buiten de box denken en totaal onconventionele of juist verketterde theorieën aanhangen of nieuwe bedenken. Bijkomend voordeel daarvan is, voor docenten althans, dat je vragen van leerlingen beter kunt begrijpen – soms weten ze zich nog onvoldoende uit te drukken om hun bedoeling duidelijk te maken en soms brengen ze je op een nieuw gedachtespoor dat beslist de moeite waard is om op door te filosoferen – zodat je ze het antwoord kunt geven dat ze nodig hebben om verder te kunnen. Het is ten minste mijn ervaring dat je soms eerst over een bepaalde begripshobbel – een misconceptie of een feit/begrip dat zich verkeerd in je hoofd heeft genesteld – heen moet voor je verder kunt. Valt een bepaald kwartje ineens, dan kunnen andere kwartjes als dominosteentjes mee omgaan.

Mijn voornemen voor 2018 is meer schrijven over natuurkunde, en dan met name in relatie tot het nu, waarbij we zullen zien of dat voornemen februari zal halen danwel in januari al strandt, zoals  mijn voornemens tot nu toe altijd hebben gedaan. Maar ja, je bent onverbeterlijk of je bent het niet.

Gelukkig nieuwjaar!