33. Dialoog of conflict?

In ‘Schoolleiders hebben schoon genoeg van bemoeizuchtige ouders’ in Trouw van 15 juli 2017 beweert Peter Hulsen: “Ouderbemoeienis is niet een beweging van buiten waar leerkrachten slachtoffer van zijn.’ Nee, ouders zijn niet “een beweging” en de meesten zijn gelukkig normaal denkende en fatsoenlijk opererende mensen die samen met de school de leeromstandigheden van hun kind willen verbeteren of bijsturen. De ouders die een groeiende bron van stress en irritatie voor leerkrachten, docenten en schoolleiding vormen zijn degenen die ongenood de school en je les in komen lopen. Dat doen ze soms, niet te geloven! Die met hun lichaam, taal en/of juridische stappen dreigen voor het geval dat jij het in je hoofd haalt om hen niet ogenblikkelijk te gehoorzamen. (En binnenkort krijgen ze er nog een leuk extra wapenstokje bij: dat vervloekte register.) Deze ouders zijn volledig overtuigd van het eigen gelijk, het eigen slachtofferschap en het “recht om hun mening in elke denkbare vorm op te dringen” zonder de verplichting van binnen de fatsoensnormen te blijven, de gesprekspartner als mens te bejegenen of zelfs maar te proberen de motieven van de ander te begrijpen; ze willen niet eens luisteren.

Nee, het betreft hier zeker geen beweging. En hoewel ik als docent deze onaangename kant van het ouderlijk opkomen voor het eigen kroost bij tijden als zeer belastend heb ervaren ken ik ook de andere kant. Sinds mijn eigen kinderen het onderwijs als leerling ingingen heb ik ook frustraties, boosheid en onmacht gevoeld wanneer ik dacht dat mijn kind niet begrepen, ondergewaardeerd of onterecht behandeld werd. Het gaat over je kind: je ziet kansen verdwijnen en problemen ontstaan. Met je kind gaat het steeds slechter en je kunt daar niets tegen doen. Dat is vreselijk.

Veel conflicten tussen ouders en scholen kunnen onderling opgelost worden met goede communicatie. Dat gebeurt vaak al vanzelf, maar wanneer dat niet zo is ontstaat er een sfeer van wederzijds wantrouwen en horen beide partijen niet echt meer wat de ander zegt. Het kind is dan de dupe.

Een oplossing is wanneer de boze ouder zich als regel in eerste (en tweede, en desnoods derde…) instantie tot de docent in kwestie richt wanneer er iets niet goed gaat. Het roept flink wrevel bij lesgevers op wanneer de ouder zich direct tot mentor, teamleider of zelfs directie richt voor kwesties die prima met een korte toelichting opgelost hadden kunnen worden. De communicatie wordt direct moeizamer. Daarnaast is communicatie met verzorgers een (in mijn ervaring) onderbelicht aspect in lerarenopleidingen; met wat meer empathie en inzicht in de drijfveren en reacties van ouders kun je gesprekken beter sturen. En dan zijn er nog veel problemen die ook met communicatie niet opgelost kunnen worden maar die vereisen dat we ons onderwijs minder richten op die leerling die wel in onze onderwijsmal past. Iedereen die niet past valt buiten de boot, met verregaande maatschappelijke gevolgen in de toekomst van de leerling en verlies van talent voor de samenleving. De zorgen van sommige ouders zijn beslist reëel en wij van onderwijsland moeten daar iets mee. De vraag is alleen: hoe?