22. Ellek voordeel hep z’n…

Wat is dat toch irritant: heb je een keer een briljant idee, zit er weer een nadeel aan. Het was het eerste waar ik aan moest denken toen ik het artikel “De school zonder klassen” in Trouw van 4 april 2017 las. Daarin wordt een nieuwe, experimentele vorm van onderwijs ontwikkeld dat kinderen hun eigen ontwikkelplan laat opstellen en ze doet leren waar ze goed in zijn. Er wordt al vorm aan gegeven in de basisschoolleeftijd: leerlingen zonder klassen die zelf hun meubilair ontwerpen en zelf hun eigen leerstof, leertempo en einddoel bepalen. Geen druk van lesroosters, niet strak in het gareel en gelijkwaardige omgang met docenten; goed voor de creatieve geest en hoogbegaafde mensen. Ik denk dat een dergelijke vorm van onderwijs voor bepaalde kinderen het enige is dat werkt, maar ook dat het voor anderen kansen laat liggen.

Ik heb tijdens al mijn studies geleerd dat je bij sommige onderwerpen eerst door een taaie start van basiskennis heen moet, of dat je eerst een heel nieuwe manier van denken moet aanleren die soms echt heel ver van je af staat, voordat je het vak gaat overzien en je er zelfs mee verder wil. Neem nou natuurkunde.

In de onderbouw, tweede en derde klas, vond ik het niet bijster interessant en ik kon mij niet voorstellen dat dit ook maar enig nut had, voor wat dan ook. Toen ik voor het eerst een formule op het bord zag verschijnen dacht ik: “Dat geloof ik dus echt niet, mij maak je dat niet wijs!”. En toen ik er wat langer over nagedacht had: “oh ja, dus als ik een peer met een citroen vermenigvuldig en die vervolgens deel door een meloen dan krijg ik een banaan? Dit gaat nergens over!”

Ik heb mij nog jarenlang principieel verzet tegen deze denktrant. Het is dan ook puur dank zij het feit dat ik de meisjes in mijn klassen voor het grootste deel absolute heksen vond met hun achterbakse streken, waardoor ik mij liever liet plaatsen in een klas met onmogelijke vakken als natuurkunde, waarvoor ik ook nog met de grootste moeite zeer matig presteerde, dan dat ik de talenkant koos die mij en al die feeksen heel goed af ging en ik dus eigenlijk ook met hen verder zou moeten. Liever de dreiging van een foute pakketkeuze en dan in de zesde twee klassen teruggeplaatst worden om jaren later alsnog in het “juiste vakkenpakket” eindexamen te kunnen doen. Het is mij voorgespiegeld, het vertrouwen in mijn keuze was nihil. Gelukkig had ik les van een docentenkorps dat af en toe wel vriendelijk wilde zijn maar toch meestal bij problemen of meningsverschillen de schouders ophaalde en je lekker op je muil liet gaan, en dat mocht ik dus ook. Alleen ging ik niet op mijn muil, maar heb ik gewoon na zes jaar mijn atheneum-b-diploma gehaald. Niets leukers dan docenten op hun neus laten kijken!

Natuurkunde vond ik ook tot aan het examen toe verschrikkelijk irritant. Het wilde gewoon niet lukken met die opgaven! Het antwoordenboek gaf steeds een andere uitkomst dan ik had gevonden, wat ik ook probeerde. Aan huiswerk deed ik niet zo veel, maar voor natuurkunde heb ik zo veel uren zitten blokken, zonder resultaat. Totdat ik er uit frustratie over ging dromen: ik zat weer aan die ene afschuwelijke som van voor het slapen gaan die ik maar niet kon oplossen en ik probeerde het eens anders. Waarachtig! Dit kon wel eens de bedoeling zijn! Van pure opwinding werd ik wakker en ik vloog direct mijn bed uit, midden in de nacht, naar mijn bureau met de som, en probeerde uit wat ik net gedroomd had. De som kwam uit, ik kreeg hetzelfde als dat gehate antwoordenboek! Ineens had ik door op welke manier ik er naar moest kijken. Wat heb ik daarna lekker geslapen!

De (enige) kracht van het onderwijs dat ik zelf op het vwo heb genoten is dat ze me in m’n sop lieten gaarkoken. Op hun manier lieten ze mij dus ook mijn eigen weg volgen. De grote hamvraag is nu: was ik ook degene geworden die ik nu ben als ik mij in het nieuw te ontwikkelen onderwijs had bevonden? Hoe nuttig is het om af en toe tegen muren van frustratie op te lopen wanneer je je karakter, je persoonlijkheid, aan het ontwikkelen bent? Ik denk: ellek nadeel…