9. Nee he, niet nog meer!

Er was eens een jongen die een veelbelovend intellect had. Helaas kon hij zich op het vwo niet handhaven, want hij was te eigenwijs en nam niets aan van al die onderwijsprofessionals die hem adviseerden en waarschuwden. Deze jongen wilde bij mij een practicum waarin een zich steeds herhalende activiteit zat niet uitvoeren want hij vond een programmaatje schrijven voor dat proefje een stuk zinvoller. Door ervaringen (van collega’s) wijs geworden gaf ik hem zijn zin. Hij deed niet het practicum, maar schreef een programmaatje waarbij hij wel moest controleren of de uitkomsten klopten. Hij ontdekte dat er inderdaad wel bijstelling nodig was en die voerde hij dan ook gemotiveerd uit. De toets heeft hij keurig gehaald. Deze leerling leert niet op de standaard manier zoals wij experts dat hebben uitgewerkt.

Het eindeloze herhalen van stof en vaardigheden en het in (te) kleine “hapklare brokken” verdelen van de stof is een geweldig goede methode voor de zwakkere leerling. Daar is het Nederlandse onderwijs buitengewoon goed in; het beste halen uit de minder sterke leerling. Daar zijn het basis- en voortgezet onderwijs ook op ingericht en daar worden ze keihard op afgerekend. 

Maar voor de goede vwo-leerling is deze manier van leren problematisch. Hij wordt door het systeem gedwongen om te denken en werken als een middelmatige tot zwakke leerling, waarna alles fout gaat. Door de enorme hoeveelheid oefeningen en de eindeloze herhalingen die in de lesstof ingebouwd zijn kunnen en mogen zij niet nadenken over wat hen werkelijk bezig houdt, aangaande dat onderwerp. Wat zij wel kunnen wordt niet gezien of niet (h)erkend maar ze krijgen voortdurend te horen dat ze niet genoeg doen en wat ze allemaal fout doen. Dat motiveert niet!

De discussie over hoe een excellente leerling uit te dagen en te laten groeien is er al vele jaren, getuige ook de roep om basisscholen voor hoogbegaafde leerlingen. Er wordt al veel over nagedacht, maar het lijkt binnen het onderwijs zoals dat nu is vormgegeven onmogelijk om uit de cognitief zeer sterke leerling meer te halen dan een mager diplomaatje en een flinke weerzin voor leren.

Kan de inspectie, kan iedereen die van bovenaf de scholen in hun keurslijf heeft gegoten, de teugels wat laten vieren door docenten meer ruimte te laten in hun lesgeven? Zij zijn degenen die zien dat bepaalde dingen niet werken. Laat hen experimenteren met andere leermanieren om hun leerlingen toch op een bepaald kennis- en denkniveau te krijgen. Er zijn zoveel mogelijkheden en bij de meeste kunnen we niet komen omdat we zelf ook klein gehouden worden. Excelleren doe je niet aan een leiband van controles.

8. Zo dubbel

Toen ik zelf als leerling in de schoolbanken zat kon ik mij in de ene les beter concentreren dan in de andere, waarbij factoren als rumoer in de klas en het moeilijkheidsgehalte die ik bij de opdrachten ervoer bepalend waren voor de beslissing: thuis doen of nu hier? Viel de beslissing op ‘thuis doen’ dan was ik in de klas bezig met hetzij briefjes schrijven met mijn vriendinnen of het maken van huiswerk voor andere vakken dat ik even snel af kon krijgen, onder het motto “dat scheelt straks weer”. Tegenwoordig noemen we dat plannen maar vroeger was dat een doodzonde. Een docent wil immers – ik ook – dat een leerling in aanwezigheid van de leraar zijn oefeningen doet, want hulp bij obstakels in het leren is dan nabij.

Hoe logisch de redenering vanuit de docent bezien ook is, de leerling heeft een andere argumentatie. Het vragen om hulp kan bedreigend zijn want die leraar moet jou straks ook beoordelen en dan wil je niet dat hij jou dom vindt. Leraren die, zoals laatdunkend kan worden gesmaald, “beste vriendjes zijn met hun leerlingen” zijn veel meer bereikbaar voor inhoudelijke vragen dan de zakelijker optredende docent. Verder is vragen stellen lastig omdat je dan de uitleg meteen geacht wordt te snappen en je bent nu gewoon even te moe om zoveel denkkracht op te brengen.

Chronische moeheid onder pubers is sowieso een serieus probleem, wat wordt bevestigd door stevig onderzoek naar pubers en hun hormonale ontwikkelingen, hun slaapgedrag en hun mentale beperkingen als gevolg van hun groei. Om maar even een paar aandachtspuntjes te noemen. Inmiddels is ook gevoeglijk bekend dat de scholen zo vroeg beginnen dat de puber zijn broodnodige slaapcyclus moet verstoren om op tijd op school te zijn. En dan ook nog wakker te blijven, alert te zijn en heel betrokken en pro-actief het programma van de docent af te werken.

Wat ik ook zo schrijnend vindt is dat ze zo lang op school zitten, elke dag opnieuw, jaar in jaar uit, waarbij ze geacht worden alles leuk te vinden wat ze wordt aangeboden. En als ze dan uit zijn is daar de bijles of de huiswerkbegeleiding. Weer nadenken, weer mentaal inspannen en weer luisteren naar andermans uitleg. In die buitenschoolse ‘hulp’ zitten een paar geweldige angels.

Ik zet hulp tussen aanhalingstekens, want het werkt net zo goed averechts als ondersteunend. Bijles ondersteunt de leerling wanneer die een achterstand in een vak heeft opgelopen en nu de lessen niet meer kan volgen doordat een bepaalde vereiste voorkennis ontbreekt. Bijles werkt die achterstand in de stof weg, waarna de leerling het zonder hulp weer zelf doet. Zo zou het moeten, dit is de achterliggende gedachte waarbij bijles een groot nut heeft.

Maar…! Als na het opheffen van de kennisachterstand de bijles doorgaat door dezelfde stof uit te leggen die de docent eerder die dag ook al behandeld heeft ontstaat de situatie waarbij de leerling in de les zegt: ik ga dit nu niet doen want anders heb ik straks niets meer te doen op de bijles en ik moet daar verplicht tot … (vijf uur? zes uur?) blijven. De docent zit nu met een leerling die zich gaat vervelen en die een goed excuus heeft om zijn schoolwerk, bedoeld voor in de klas, uit te stellen. En dat is niet werkbaar.

Voor de leerling is deze situatie schadelijk omdat hij op een dag nauwelijks tijd over heeft om te ontspannen en ook die minstens zo belangrijke sociale ontwikkeling door te maken. Hij moet ook bewegen naar eigen behoefte, zich in hobbies uitleven waar geen beoordeling aan kleeft en leren hoe je je in sociale context redt. Dat moet dus in de avond- en nachtelijke uurtjes gebeuren. En dan is slaap de grote verliezer, daar is niet meer genoeg tijd voor. Het leven van de hedendaagse puber past niet in dagen van 24 uur.

Volgens Ouder geeft meer uit aan bijles, kritiek op ‘schaduwonderwijs’ in Trouw van zaterdag 12-11-2016 vinden sommigen dat “scholen beter onderwijs moeten geven waardoor bijles niet meer nodig is”. Weer zo’n populistische mening over een vrij specialistische en gecompliceerde materie die ik helaas zelf ook tegenkom. Lekker makkelijk, lekker ongenuanceerd, “dit begrijpen we ten minste”. Alsof in de bijles de ruimte en de expertise bestaat om meer onderwijsvormen aan te bieden dan het frontale uitleggen. De enige krachtige onderwijsvorm die bijles te bieden heeft is de een-op-een aandacht die het mogelijk maakt om te achterhalen welk stukje kennis er nou ontbreekt. Maar ook docenten kunnen en doen dat, en ook in de les of desnoods op afspraak erbuiten. In het montessori-onderwijs bij voorbeeld – andere schooltypen kunnen daar andere oplossingen voor hebben – is er zelfs een apart vast uur (de keuzewerktijd) ingeroosterd voor leerlingen om te werken aan die specifieke pijnpunten, waarbij de leerling kiest wat hij uitgelegd wil hebben in een-op-een-aandacht, gewoon onder schooltijd. Zodat hij, als hij uit is, lekker kan gaan sporten of afspreken met vrienden. Of iets anders leuks doen waar geen enkele verplichting aan zit maar dat wel ontspannend werkt. Zoals het hoort, zoals het zou moeten, wat je iedereen toch gunt?

7. Macht aan de boze witte man!

‘Nieuwe president zal met de boze witte man moeten dealen’ kopte Trouw op woensdag 9 november (2016). Hoezo dealen? Het ziet er, volgens het begeleidend stuk, uit alsof Trump dankzij de boze witte man is gekozen, dat hij daar zijn meerderheid vandaan heeft. Van die boze witte mannen heeft Amerika er erg veel en ze lijken bijzonder veel op Trump, als je zijn uitlatingen mag geloven.

Maar mag je die wel geloven? Allereerst is de berichtgeving over hem verwarrend. Er wordt over citaten die van hem zijn aangehaald ook weer geroepen dat die niet kloppen. Vandaag las ik een artikel van Instagram waarin hij de republikeinse kiezer flink schoffeert en eigenlijk beschrijft hoe de verkiezingen er inderdaad uit hebben gezien. Dit zou een 18 jaar geleden in People gepubliceerd artikel betreffen, maar reacties daarop beweren dat er niets van waar is.

Wat mij steeds bezig gehouden heeft wanneer ik nadacht over het verschijnsel Trump is hoe in het algemeen Amerikaanse politieke leiders onderuit gehaald worden wanneer beschamende details uit hun leven en ‘foute’ uitspraken die ze eerder hebben gedaan worden opgerakeld, maar bij Trump die juist als een selling point lijken te werken.

Is Trump misschien juist de man die ‘de boze witte man’ aankan doordat hij eigenlijk een van hen is? Of zal hij ineens voor immigratie blijken te zijn en misschien zelfs na een hartaanval over drie maanden het stokje vrijwillig aan Hilary overdragen? We hebben eerder een acteur op de presidentszetel gehad, hebben we er nu eentje die daar incognito is? Is hij wel eens genomineerd voor een Tony? Wat weten we eigenlijk van hem? Er is zoveel ruis.

Toen ik hoorde dat hij de winnaar was kon ik maar net de impuls bedwingen om per omgaande ook een ticket naar Canada te boeken, samen met al die Amerikanen die in dezelfde shock zijn beland. Toen de ratio het weer overnam, ongeveer drie seconden, bedacht ik me dat Trump ons misschien wel zal verbazen. Misschien is hij wel de aangewezen man om met die boze witte mannen te dealen. Maar ik had het veel leuker gevonden als Hilary met deze fijne bevolkingsgroep had kunnen ‘dealen’, dat had gewoon zoveel meer voldoening gegeven. En wie weet had dat ook nog een paar tips opgeleverd voor ons bescheiden werkende vrouwen die graag haar gelijke rechten en kansen (voor zover inmiddels gerealiseerd) behouden zien. Maar zover hoeft het niet te komen; voor dat de rechten van de vrouw weer terug zijn op niveau 1600 AD hebben we vermoedelijk al een deel van de wereldbevolking verdampt in een nucleaire aanval die de rest van de wereld zo ontwricht dat de schimmel ‘mens’ zichzelf uiteindelijk toch binnen een paar maanden tijd zal hebben vernietigd. Dat zal ruim voor de bouw van die groteske muur naast Mexico zijn.

Trump zelf zal dat allemaal niet meer bewust meemaken, die zal dan met gedeeltelijk vernietigde hersenen sinds zijn laatste hartaanval de verzorgsters in zijn verzorgingshuis het leven zuur maken. Al zijn er vrouwen die juist blij zijn met dit soort aandacht. Wie zijn dat???

Misschien ben ik toch nog steeds in shock. Excuus.

6. Hoofd koel en hart warm, niet andersom

Als ervaren lezeres van psychologische thrillers, trouw kijker van series als NCIS en Law & Order en totaal gebiologeerd geweest door series als Dexter, The Godfather en The Sopranos, en vergeet vooral ook niet films als Kill Bill, ben ik toch, dunkt mij, gehard tegen geweld in de meest rauwe vormen. Wat in genoemde producties allemaal qua geweld aan de orde komt kan ik zelf niet bedenken. Ik beschouwde mezelf dus als redelijk immuun voor nieuwe gewelddadige verhalen.

“Beschouwde” in de verleden tijd, want het interview met juriste Machteld Zee in de bijlage letter & geest van Trouw van 22 oktober 2016 ‘Ban de shariarechtbank’ gaf me koude rillingen toen ik het las. Koude rillingen van afschuw, maar ook van angst die raakt aan angst voor verlies van persoonlijk lijfsbehoud. God bewaar dat ik onder het shariarecht zou komen te vallen. Dan zou ik mij dus door mijn partners moeten laten mishandelen, geheel wettig, en moet ik toestemming van die abuser hebben om van hem te kunnen scheiden en moet ik ook nog aan zijn sexuele wensen voldoen zolang er geen scheiding is uitgesproken. Als dat ook al in Nederland mag, waar kan je als vrouw dan nog naar toe?! Ik krijg het alweer koud.

Ik verklaar mijn reactie uit de beschreven extreme en mensonterende rechteloosheid van vrouwen binnen de sharia-rechtspraak en de geopperde mogelijkheid dat die ook hier in Nederland dreigt te komen. Want er zijn in Nederland mensen die daar, vermoedelijk uit onwetendheid?, voor pleiten. Als je onze populistische politieke schreeuwers flink wind mee wil geven moet je vooral voorstellen om het shariarecht wettig in Nederland te maken. Het ware kwaad zit niet eens (wel bijna) in de dubbele moraal met zijn afschuwelijke, gewelddadige excessen tegen vrouwen, maar juist in onwetendheid en gebrek aan kennis en informatie. Als een geciviliseerd land als Nederland, met zijn buitengewoon belangrijke recht op meningsuiting, al niet in staat blijkt om relevante informatie in het publieke domein neer te zetten, waar stevenen we dan met z’n allen op af? Miscommunicatie over kwesties die aan de kern van de menselijkheid raken mogen gewoon niet mogelijk zijn, maar zijn daarentegen juist aan de orde van de dag.

Rationeel gesproken ben ik er niet bang voor dat we in Nederland weer terug kunnen en zullen gaan naar de fase waarin de opgebouwde wettelijke gelijkheid van rechten van mannen en vrouwen weer een paar eeuwen teruggedraaid wordt. Maar alles in mij is bang voor discussies die gevoerd dreigen te gaan worden waarin misinformatie wordt verspreid en mensen op basis van onjuiste en onvolledige kennis de discussie zwaar bemoeilijken. Door al dat willekeurige geschreeuw ziet een mens door de bomen het bos niet meer. Want ook al heb ik vertrouwen in de rationaliteit van onze landsbestuurders en hun vermogen om het hoofd koel te houden, ik ben wel degelijk heel bang dat onze populistische schreeuwlelijken hier weer hun egoïstische slaatjes uit gaan slaan en misschien zelfs weer een regering mede gaan vormen waar ze nog meer kunnen zieken en verzieken. En dat allemaal op conto van miscommunicatie en gebrekkige informatievoorziening.

5. Agressie vs uitlaatklep

Naar aanleiding van het stukje Free fights door Leonie Breebaart in de bijlage letter & geest van Trouw (16-10-2016) waarin zij onder andere zegt, ik parafraseer, dat geweld bij de menselijke natuur hoort schieten mij voorbeelden te over in gedachten die deze stelling onderbouwen. Ik denk dat we voorbeelden genoeg kunnen vinden voor alle leeftijden en beide seksen, als we even de tijd nemen, waaruit blijkt dat geweld (fysiek, mentaal, of door uitsluiten, negeren, kleineren, enz.) in onze leefwereld een vaste plek heeft. In meer of mindere mate.

In mijn klassen valt mij op dat mijn leerlingen in ieder geval erg op lichamelijk contact ingesteld zijn wanneer zij in de tweede en derde klas komen. In de brugklas is het nog vooral rennen en verstoppen wat de klok slaat, maar daarna volgt een jaar of twee van overdadig knuffelen wanneer meisjes elkaar tegenkomen na een vol lesuur elkaar gemist te hebben en de jongens zich iedere moeite getroosten om elkaar maar te laten struikelen, klem te zetten, te beklimmen enz. Wat de jongens doen kun je geen geweld noemen (het is stoeien en niet kwaad bedoeld) maar wel een oefening in jezelf scholen in de edele vechtkunsten. Sommigen zitten ook op een vechtsport en laten trots zien wat ze al kunnen en aan het leren zijn. Helaas doen ze dat ook in de klas en dan moet jij als docent dat natuurlijk verbieden want als er iets gebeurt ben je verantwoordelijk en zullen de claims van de ouders niet misselijk zijn.

Ik vind het jammer dat jongens zich niet meer mogen uitleven zonder dat iedereen meteen een appelflauwte krijgt als eentje een keer een blauw oog scoort. En ik denk ook dat het voor veel meisjes niet alleen goed is om zichzelf te leren verdedigen, maar dat ook zij een uitlaatklep nodig hebben voor alle boze gevoelens die zij ondergaan. Door het opbouwen van grieven en boosheid kun je een behoorlijk giftige persoonlijkheid worden, mannen ook maar vrouwen nog veel meer.

Kan er niet van overheidswege worden ingevoerd dat op alle vo-scholen (voortgezet onderwijs) in de gymles ook een serie lessen over zelfverdediging aan bod komt? Daar kunnen de kinderen hun hart ophalen aan fysiek contact, ze leren van zich af te slaan en ze leren hun impulsen te controleren. Er ontstaat bovendien een uitlaatklep voor ongenoegens en je gebruikt ook nog eens al je spieren. Wat wil een mens nog meer?

Ik ben benieuwd op welke problemen dit voorstel allemaal gaat stuiten.

4. Cursus fysiek geweld

Het lezen van het artikel Een leraar is ook maar een mens, uit Onderwijsblad 15 van dit jaar en geschreven door de jurist Frans Lathouwers, raakte bij mij een gevoelige snaar. Het gaat over een lerares die door omstandigheden haar zelfbeheersing verliest wanneer ze, na geschopt en bespuugd te zijn, de dader (haar leerling) een klap geeft. Gelukkig komt dit niet vaak voor, maar hoe vaak komen we niet in de gevarenzone, waarbij het nog net goed gaat?

Als leraar of docent heb je geen invloed op wie dit jaar weer jouw leerlingen worden en het is altijd maar afwachten wat het jaar gaat brengen. Dat leerkrachten niet mogen slaan is niets bijzonders, want niemand mag een ander slaan. Bij wet is geregeld dat ieder mens wel het recht heeft zichzelf te verdedigen (vuistregel: geef nooit zelf de eerste klap!) maar dat recht gaat blijkbaar niet op als je onderwijs geeft, want daar spelen andere zaken.

Leerlingen zijn allemaal anders, ieder heeft zijn eigen genetische opmaak, achtergrond en opvoeding die hem tot dat individu maken. Daarbij kan het dan ook voor komen dat een leerling agressief is en/of gewelddadig. Je moet als lesgever een ware supermens zijn om een leerling die naar je wil uithalen (of een ouder, het komt voor!) zodanig te ontwijken dat de beginner van dit geweld niet jou als initiator aanwijst en zelf spontaan in willoos slachtoffer verandert. Wanneer krijgen alle mensen die met leerlingen en hun verzorgers te maken hebben nu eindelijk eens die cursus waarbij je zonder fysiek contact te maken een zeer fysiek gevecht kunt beëindigen? En liefst voor je de eerste klap incasseert? En geef die cursus dan ook meteen aan ambulancepersoneel, buschauffeurs, treinconducteurs en anderen die in dezelfde machteloze en rechteloze positie terecht kunnen komen..

Ik pleit voor nieuwe wetgeving waarin duidelijk wordt dat, bij voorbeeld, iemand die met slaan begint zelf ook een klap terug kan verwachten, ook als het om een leerling gaat. Want wat doe je als je tegenover zo’n jongen staat die een kop groter is dan jij, die aan vechtsport doet en naar je uithaalt omdat hij het niet met je eens is, maar die jij niet van je af mag houden want het betreft hier EEN LEERLING. En die mag je niet slaan. Dit is even een fictief voorbeeld, maar ik ben er een paar keer angstwekkend dichtbij geweest dat het dreigde te escaleren.

Toen het speciaal onderwijs, een aantal jaren geleden, werd opgeheven doordat het werd overgeheveld naar het regulier onderwijs (geldkwestie natuurlijk, geen didactisch onderbouwde motieven) kreeg het lesgevend en ondersteunend personeel het flink voor de kiezen. Want hoe je binnen de bestaande wetgeving, met de almaar toenemende eisen aan de bekwaamheden van docenten, ook nog een groep les moet geven waarvan het groepsproces te vaak beheerst wordt door leerlingen die niet zijn ingesteld op leren in een groep of sowieso op leren, daar werd niet over nagedacht door de oneindig wijzen die dit bepaalden.

Want ik zeg weer iets dat eigenlijk verschrikkelijk fout is, ik ondergraaf nu mijn eigen geloofwaardigheid als docent, ik pleeg nu beroepsmatige zelfmoord: er zijn ook leerlingen die niet in staat zijn om te leren wat jij ze voorschotelt. Ik herinner mij een discussie met een vrouw die ons docententeam kwam vertellen dat wij alle leerlingen, ook degenen die ‘s nachts niet slapen omdat ze alleen onder een bar in een kroeg konden slapen (echt waar!), ook degenen die in de rouw zijn, mishandeld worden, bedreigd worden met uitzetting en noem het maar op, al die kinderen kunnen prima een diploma halen ALS JIJ JE DIDACTIEK MAAR VERBETERT! Ze kwam met een presentatie waarin alleen al de verschillende dia’s elkaar tegenspraken, om maar niet te zwijgen van wetenschappelijk onderzoek waar ik toevallig net over had gelezen dat aantoonde hoe een leerproces tot stand komt en dat daar wel eens wat fout gaat. Deze beleidsdame had met haar medebeleidsmensen in hun ivoren toren wat dingen bedacht en een weerwoord is niet welkom. Ik zou, als ik haar was geweest, hebben willen horen wat onze ervaring met bepaalde leerproblemen zijn, waar wij tegen aan lopen, waarom bepaalde theorieën niet op lijken te gaan en wat er dan misschien wel zou kunnen werken. Gebruik onze ervaring en kunde om je theorieën bij te stellen en tot een werkzaam beleid te komen!

Tja.

3. Last met lezen: door gebrekkig Nederlands of dyslectie?

Het woord dyslectie is tegenwoordig een algemeen bekend begrip, waarschijnlijk doordat alle scholen (basis- en middelbare scholen) er alert op zijn dat het bij een leerling kan spelen als het kind onvoldoende presteert. Ouders worden er over geïnformeerd en resultaten van onderzoeken over dyslectie halen de landelijke nieuwsbladen.

Volgens www.scholieren.com is sinds 2007 het aantal dyslectici vervijfvoudigd tot 7,4%. Echter, wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het werkelijke aantal dyslectici eerder tussen 3 en 4% ligt. Voor deze discrepantie worden verschillende oorzaken gesuggereerd, waaronder de mogelijkheid dat antwoorden bij testen onbetrouwbaar kunnen zijn en zo leiden tot een vals positieve uitslag. Op www.dyslectie.eu valt te lezen dat de kenmerken en symptomen van dyslectie per leerling verschillen, waardoor diagnose een lastige zaak is.

Dan lees ik dus met verbazing de suggestieve kop in Trouw (7-10-2016): “Dyslectie bij allochtone kinderen vaak genegeerd”, die bij mij de associatie oproept van vele allochtone kinderen die met opzet hulp bij hun dyslectie wordt onthouden door de betreffende instanties, omdat ze allochtoon zijn. Terwijl het artikel toch meteen begint met te stellen dat bij leesproblemen moeilijk is vast te stellen of dat ligt aan taalachterstand of dyslectie. We moeten dus eigenlijk concluderen dat de dyslectische allochtoon niet wordt genegeerd maar dat het vaststellen van dyslectie bij allochtone kinderen zodanig extra lastig is dat de meesten geen extra hulp krijgen. Zonder diagnose geen dyslectie-hulp, dat geldt voor alle leerlingen, ook de autochtone.

Het feit dat 2% van de niet-westerse allochtone ouders aangeeft dat zij vermoeden dat hun kind dyslectisch is wordt als een onderbouwend feit van de stelling (in de kop) gezien. Maar dyslectie kun je als leek hooguit vermoeden, waarna een test moet uitwijzen of daar ook inderdaad sprake van is. Uit eigen ervaring weet ik dat ouders soms verbaast kunnen zijn over de testuitslag, zijnde dat hun kind dyslectisch is. Ook kunnen kinderen bepaalde kenmerken bezitten zonder het officieel te zijn. Het vermoede aantal dyslectici is veel groter dan het daadwerkelijk aangetoonde aantal.

Op de scholen waar ik gewerkt heb, reguliere representatieve scholen, wordt bij leerproblemen altijd meteen gekeken of dyslectie daar een rol in heeft, ongeacht de etniciteit van de leerling. Ik maak dus ernstig bezwaar tegen de keuze van het woord negeren. De toon van het artikel is kloofverbredend, terwijl ik in een kwaliteitsblad als Trouw op zijn minst een neutrale berichtgeving verwacht. Daarom suggereer ik hier in ieder geval een nieuwe titel: Allochtone dyslect kan meer hulp gebruiken! Met als ondertitel: Hoe pakken we dat aan?

Wat eigenlijk het grootste probleem hier is, is dat de kennis van de Nederlandse taal te weinig aanwezig is om een betrouwbare diagnose te doen. Daarom pleit ik voor meer druk op scholing in de Nederlandse taal van elke allochtoon die in Nederland woont, ook degenen die er al een tijdje zijn. Er zijn nog te veel voorbeelden van ouders die het Nederlands niet machtig zijn en om hun kinderen adequaat te kunnen helpen moet hun Nederlands van zodanig niveau zijn dat er ook echt iets te testen valt zodat er desgewenst een hulpprogramma opgestart kan worden. Ben benieuwd hoeveel andere problemen, culturele bij voorbeeld, verkleind worden als we elkaar wat beter kunnen verstaan. Ik merk dat ik baat heb bij meer allochtone columnisten die mij vertellen hoe zij de wereld zien. Maar dan moeten ze wel kunnen schrijven…

2. Motivatieprobleem bij Nederlandse scholieren

Volgens het artikel Waar is de motivatie? van Michiel van Nieuwstadt in Onderwijsblad 15 (een periodieke uitgave van de Algemene Onderwijsbond voor leerkrachten in het basisonderwijs en docenten in het voortgezet onderwijs) op bladzijde 28 blijkt uit een internationaal gehouden enquête onder scholieren dat in sommige landen, waaronder Nederland, geen politiek wenselijke maar juist eerlijke antwoorden worden gegeven op de vraag wat ze van wiskunde vinden (leuk?, lezen ze er over?,…). En dan zeggen die leerlingen in Nederland bij voorbeeld gewoon dat ze het niet leuk vinden. En dat ze er geen boeken over willen lezen. Hoe is dit mogelijk!! Een motivatieprobleem!

Uit elke rapportvergadering die ik tot nu toe heb bijgewoond blijkt dat het lezen van boeken voor sommige leerlingen met een beta-inslag te veel gevraagd is. En die zouden vrijwillig een boek over wiskunde willen lezen? Wiskunde is leuk om te doen en erover lezen komt pas als je genoeg kennis en levensjaren heb vergaard om de boeken die over wiskunde schrijven te kunnen begrijpen. De leerlingen die wel van lezen houden pakken een spannende nieuwe uitgave van Wallis de Vries of zo’n fantasy chronicle met gelijk drie delen, die zijn al blij dat ze de laatste wiskundetoets weer overleefd hebben en gaan niet er nu ook nog eens extra over lezen.

Zelf ben ik dol op wiskunde en betreur ik het dat niet iedereen direct en automatisch de pracht van dit vak ervaart, maar ik heb toch met eigen ogen gezien dat de logica van wiskunde gewoon niet overkomt bij sommige mensen. In het begin van mijn lesgeeftijd dacht ik nog dat als je wiskunde niet snapt dat je dan dus de kunst van het logisch redeneren ontbeert. Echter in andere vakgebieden, zoals een taal of geschiedenis, blijken deze mensen wel degelijk zeer logisch te kunnen redeneren, het gaat alleen niet over/via wiskunde. Voor mij een eye-opener.

Een ander punt dat ik mis in de argumentatie van dit artikel is dat we blijkbaar allemaal van wiskunde moeten houden. Die mening kom ik in onderwijsland meer tegen, maar dan breder geformuleerd: als alle vakken “leuk” worden gegeven dan kan de leerling dat vak leuk vinden en begrijpen. Nu durf ik veilig te beweren dat al mijn collega’s in alle disciplines op hun eigen manier hun stinkende best doen om hun vak “leuk” over te brengen. De een zal daar beter in zijn dan de ander, maar het is didactische truc nummer een met alle geldige argumenten die de voordelen van “leuk” onderbouwen. Je zou dus kunnen gaan denken dat elk vak door alle leerlingen leuk gevonden moet kunnen worden. Deze stelling gaat in de praktijk echt niet op en ik daag iedereen uit mij een voorbeeld te geven van iemand die ALLE vakken leuk tot geweldig vindt/vond. Zelfs een leergierige en brave scholiere als ik ooit was kon onmogelijk alle vakken waarderen.

Misschien moet de schokkende waarheid toch maar een keer hardop gezegd worden: je kunt niet alles leuk vinden want je hebt als mens nu eenmaal je eigen specifieke talenten. Zelfs de hoogbegaafde leerling die in bijna alles uitmuntend scoort zal toch voor het ene vak meer zijn best moeten doen dan voor het andere en het ene vak interessanter vinden dan het andere. Zo zitten we in elkaar. Hoe vaak hebben sommige van mijn eigen leerlingen niet verzucht dat ze het wel leuk vinden maar het gewoon niet begrijpen, of andersom: ik ga het niet kiezen ook al ben ik er niet slecht in want ik vind het gewoon niet zo leuk als bepaalde andere vakken.

Het motivatieprobleem zal zich dus niet laten oplossen door nog leukere lessen (en houd op de eventueel falende didactische kwaliteiten van de docent er weer bij te slepen, de eeuwige “oplossing” voor elk onderwijsministerieel probleem is bij de docent zijn didactische vaardigheden te verbeteren) maar vertelt ons wat de leerling wel of beter niet kan kiezen. Laten we blij zijn dat al die didactisch zeer onderlegde professionals een dusdanig veilige sfeer in de klas weten te bewerkstelligen dat de leerling ons wil vertellen hoe het zit in plaats van wat we graag zouden willen horen. Eerlijkheid boven alles!

1. Je eigen land

Nog in de basisschoolleeftijd kwamen mijn twee dochtertjes eens beduusd thuis: een groepje allochtone leeftijdgenootjes in de buurt had tijdens een ruzie bij het buitenspelen tegen hen gezegd: ga terug naar je eigen land! Daar waren ze toch al?

Deze verwensing kregen de buurtgenootjes blijkbaar ook wel eens te horen en ik vermoed dat zij daar net zo weinig kaas van konden maken als mijn dochtertjes. Het doet je afvragen waarom je iemand iets zou verwensen dat technisch gesproken onjuist, maar ook niet relevant is. Dat verwensingen goed zijn om stoom af te blazen heeft iedereen vast wel eens ervaren. En dat we tijdens ruzies dingen zeggen die we niet menen gebeurt de een meer dan de ander maar bij het bijleggen van dat dispuut kun je het meeste met sorry zeggen wel weer rechtzetten. Toch wens ik dan op melancholische momenten dat iedereen zich eerst even zou afreageren met een pen op een kladblaadje, dat kladblaadje daarna zorgvuldig zou weggooien en dan ten slotte zegt waar het werkelijk om gaat. En dan ook nog in opbouwende vorm, met behoud van respect voor de ander, tegen die ander. En alleen tegen die ander.

Helaas, we zijn geen supermensen. Maar het streven naar oplossingsgericht reageren in plaats van af te breken zou een hoop kunnen schelen. Kunnen we daar onze opvoeding, scholing en persberichtgeving niet (nog) meer op richten? Ik stel voor dat we met z’n allen alleen nog zeggen en schrijven wat opbouwend is geformuleerd en dat we er niet meer op reageren als we weer zo’n afbraakboodschap ontvangen. Wel een beetje zielig voor sommige politici, die juist populair zijn om hun vermogen tot schofferen, als die ineens consequent genegeerd gaan worden waar ze altijd zo succesvol waren. Hoe gaat Nederland er dan uitzien? Ik kan me daar nog even niks bij voorstellen.

0. Doelen van dit blog

Als werktuigbouwkundig ingenieur (ing.) heb ik acht jaar in het industriële bedrijfsleven gewerkt, waarbij ik honderden fabrieken en metaalgieterijen heb bezocht. Ik sprak met ingenieurs, operators, inkopers en directeuren en leerde het zakenleven van alle kanten kennen. Daarna volgden vier jaren thuismoederschap, waarna ik het onderwijs in ging als  docent natuurkunde. Tien jaar later deed ik, naast mijn lessen, een wetenschapsjournalistiekcursus bij New Scientist in Amsterdam. Als gevolg daarvan zou dit blog dankzij een van de cursusgevers op 5 oktober 2016 het leven zien. Dank daarvoor!

Dit blog begon als een schrijfoefening, maar vanaf het eerste stukje wist ik binnen welk format ik wilde schrijven. Het zou voornamelijk over onderwijs gaan en in mindere mate over andere zaken als politiek, farmacie en psychologie. Mijn streven is om meer vragen op te roepen dan te beantwoorden, mensen aan te zetten tot nadenken over wat zo vanzelfsprekend lijkt en tenslotte discussies op te roepen. Waar ik overigens, wat mij betreft, niet per sé zelf aan hoef deel te nemen.

Aan ieder die de moeite neemt om stukjes uit dit blog te lezen: dank! Reacties zijn welkom.

Opmerkingen

Ano

cool

21.10.2016 12:57

EvilStarberry

Awesome!

16.10.2016 16:04

Meest recente reacties

16.10 | 16:33

Kostelijk Willemijn

05.11 | 11:01

Ik drink nog altijd een wijntje voor het slapengaan. (niet te veel want anders………)

– Sofie B

05.11 | 10:59

Ik kan mij echt inleven in nr. 69! Bedankt Willemijn!

05.11 | 10:57

U klinkt als een waar intellectueel, Kasupa.