Koningsdag is dit jaar goed getimed: ik tel momenteel mijn zegeningen in deze uitzonderlijke omstandigheden, dus tijd voor een feestje! Als je merkt dat je je privé-leven, je sporten, je contacten met familie en vrienden, leerlingen en collega’s, buren en oppervlakkige kennissen mist wordt het tijd om je te richten op het nut, het waarom van al dat afzien. En dan zijn er een paar zaken waar ik wel blij van word. Ten eerste de schonere lucht, ik kan veel beter en meer lucht inademen, dat is letterlijk een verademing. Verder is de rust op straat een zegening: minder irritaties en meer vriendelijkheid tussen de mensen. En nu het dan ook nog vakantie is hoef ik even niet meer al die digitale informatiekanalen in de gaten te houden: ik begin me een logistiek wonder te voelen als ik ga tellen welke emailpostbussen en websites ik allemaal gebruik om te communiceren, les te geven, te overleggen, vriendschappen te onderhouden, enz. Even met alles pas op de plaats. Blijft het zeurende gevoel van niet even een cappuccino op een terrasje kunnen drinken met vrienden, niet meer uit eten of naar het strand, niet meer dansen en zingen in groepsverband. Voor een loner ben ik toch wel erg gehecht aan gezelschap, en zelfs dat van veel mensen (af en toe dan, niet overdrijven).
Lesgeven op afstand voelt – voor mij – zeer tegennatuurlijk. Ik kan niet meer zien hoe wat ik vertel wordt opgenomen. Ik zie niet of ik te snel of te langzaam ga, te grote denkstappen neem of te veel voorbeelden geef. En dan de toetsen op afstand, wat een onderneming! Om ook hier niet in te blijven hangen ga ik me dan voorstellen hoe voor mij de ideale toekomst er uit zou kunnen zien: klassen van 15 leerlingen (een leerling per twee tafels, die tafels waren in hun eentje toch al te klein), en korte lessen die instructies, algemene mededelingen en uitleg bevatten. ’s Morgens het gemeenschappelijke deel, ’s middags zelf de verwerking van de theorie laten doen middels zelfstandig opdrachten uitvoeren (met daarbij online ondersteuning van een vakdocent).
Want als ik goed naar de signalen luister krijg ik meer dan ooit het gevoel dat een hardnekkige misconceptie over onderwijs nog altijd fier overeind staat: dat wij lesgevers vooral aan het oppassen, bezighouden, entertainen en opvoeden zijn. Nu dan geconstateerd is dat ouders iets te licht hebben gedacht over werken en lesgeven tegelijk ben ik bang dat onderwijs meer dan ooit van zijn onderwijzende taak afdrijft: ons belang ligt vooral op die eerder genoemde vlakken. Gaan we straks weer terug naar die reuze efficiënte kippenhoksituatie? Dus ik vraag me af: gaan we verder in het spoor van bezigheidstherapie, kinderen van de straat houden, ook de vrije tijd volledig dicht plannen (van leerling en docent) en daarnaast ook nog de lessen overnemen van de collega’s die we te kort komen? Of gaan we ons eindelijk focussen op optimale omstandigheden om te kunnen leren, waarbij de gezondheid minimale risico’s loopt?